Organisatie en inhoud van het onderwijs in de bovenbouw van havo en vwo, ook genoemd de Tweede Fase, is vanaf 1 augustus 1999 ingrijpend veranderd en in 2007 drastisch herzien. Achtergrond is dat niet alleen de samenleving in de loop der jaren andere eisen is gaan stellen – bijvoorbeeld op het gebied van informatieverwerving en -verwerking – maar dat met name de aansluiting met Hoger Beroeps Onderwijs (hbo) en Wetenschappelijk Onderwijs (wo) aan verbetering toe was.
De inhoud van het onderwijs is aangevuld met vakken als Literatuur, Management en Organisatie, Informatica, Culturele en Kunstzinnige Vorming (ckv) en Oriëntatie op Studie en Beroep (OSB). De werkwijze, in de dagelijkse praktijk aangeduid met de naam ‘Studiehuis’, is veel meer gericht op de zelfstandigheidsontwikkeling bij de leerlingen. Deze vernieuwing is op een zodanige wijze ingevoerd dat de leerlingen ‘vaste grond onder de voeten’ blijven voelen. De keuze is gemaakt voor werkvormen waarbij de leerlingen wel zelfstandig werken, maar altijd dichtbij de docent, zodat die snel bereikbaar is en intensief kan begeleiden. Cijferoverzichten zijn beschikbaar in Magister. Hoewel al in de voor-examenklassen aan het examendossier wordt gewerkt, blijven bevorderingsnormen bestaan. Omdat het juist bij een werkwijze die is gericht op zelfstandigheid noodzakelijk is de vinger goed aan de pols te houden, wordt speciale aandacht besteed aan de begeleiding van het leerproces.
Profielkeuze, gemeenschappelijk deel, vrije ruimte
De leerling kiest in de loop van de derde klas een profiel. Voor de vakken in het gemeenschappelijk deel: zie hoofdstuk 4, de lessentabel.
Er zijn vier profielen:
▪natuur en techniek (NT)
▪natuur en gezondheid (NG)
▪economie en maatschappij (EM)
▪cultuur en maatschappij (CM)
Een profiel bestaat uit een samenhangend onderwijsprogramma dat de leerling in havo en vwo voorbereidt op een opleiding aan een hogeschool of universiteit. Alle profielen hebben een gemeenschappelijk deel. Daarnaast is er een deel dat specifiek is voor het betreffende profiel en er is een vrij deel.
Aan het gemeenschappelijk deel wordt bijna de helft van de beschikbare tijd besteed. Aan het profieldeel wordt ruim een derde van de tijd besteed en de rest van de tijd is bestemd voor vakken naar keuze (de zogenaamde vrije ruimte). Van de vakken in de vrije ruimte dienen alle leerlingen de vakken levensbeschouwing en OSB (Oriëntatie op Studie en Beroep) te volgen. De keuzevrijheid van overige vakken in de vrije ruimte wordt soms beperkt door factoren als rooster, groepsgrootte, totale maximale studielast en zgn. onmogelijke combinaties. Leerlingen zullen daarom van de decanen bij het bepalen van hun keuze een lijst krijgen met alle mogelijkheden. Heeft de school eenmaal aan een leerling bij de keuze een bepaalde mogelijkheid geboden, dan blijft deze gehandhaafd tot aan het examen.
Studielast
Met studielast wordt bedoeld de hoeveelheid tijd die de gemiddelde leerling nodig heeft om zich een bepaalde hoeveelheid leerstof eigen te maken. Het gaat niet alleen om het volgen van de lessen op school, maar ook om de voorbereiding daarvan thuis. Het schrijven van werkstukken, het lezen van boeken, het gebruik maken van een mediatheek en het deelnemen aan excursies, maken ook deel uit van de studielast. Er wordt van uitgegaan dat een leerling gedurende 40 weken per jaar 40 uur per week aan zijn opleiding besteedt. Dat komt dus neer op een studielast van 1600 uur per jaar. De leerlingen van de havo hebben voor de tweede fase 2 jaar tot hun beschikking à 40 weken van 40 uur werken = 3200 uur studielast. De leerlingen van het vwo hebben in 3 jaar een studielast van 3 x 1600 uur = 4800 uur. Van de jaarlijkse studielast van 1600 uren moet de school het aantal schooluren tenminste op 1000 vaststellen.
Syllabus en examendossier
Voor de leerlingen van de bovenbouw wordt voor elk vak een syllabus ontwikkeld, waarin het te volgen onderwijsprogramma als een samenhangend geheel wordt omschreven. In de loop van
2 (havo-) of 3 (vwo-) jaren werken de leerlingen aan hun programma, waarvan de resultaten worden vastgelegd in een zgn. examendossier. Als aan het eind van de Tweede Fase dit dossier voltooid is, is daarmee het Schoolexamen afgerond en mag de leerling deelnemen aan het Centraal Examen.
Overigens bestaat voor enkele vakken alleen een schoolexamen. Het examendossier is enerzijds een lijst met eisen waaraan de leerling moet voldoen, met bijbehorende gewichten voor de verschillende onderdelen, anderzijds een map waarin alle werk en alle werkstukken worden verzameld waarmee de leerling heeft gedemonstreerd aan de eisen te voldoen, met de beoordeling. De eisen zijn vastgelegd in de examenprogramma’s en omvatten alle onderdelen waaruit het examendossier voor een vak bestaat. Er staat bij hoeveel studielasturen de leerlingen er globaal aan kunnen besteden. De leerlingen mogen gedurende de gehele Tweede Fase aan hun examendossier werken.
Toetsen
De toetsvormen die in het examendossier worden gebruikt zijn: toetsen met open en gesloten vragen, praktische opdrachten, profielwerkstuk en handelingsdeel. Praktische opdrachten zullen bij de meeste vakken 20% van het cijfer voor het schoolexamen bepalen. Het centraal examen bepaalt 50% van het eindcijfer.
Praktische opdrachten
De praktische opdrachten zijn bedoeld om de vaardigheden te toetsen. De leerlingen voeren een aantal activiteiten uit waarbij zij de examenstof hanteren in het kader van een praktische probleemstelling. Het profielwerkstuk is een uitgebreide praktische opdracht waarbij minstens één vak uit het profiel is betrokken. Naast toetsing van vaardigheden, in combinatie met kennis en inzicht, heeft het profielwerkstuk als doel samenhang en integratie van leerstofonderdelen binnen een profiel te bevorderen. Het handelingsdeel komt voor in alle examenprogramma’s. Voorbeelden zijn: een verslag maken van een excursie voor een vak als economie, een opdracht in het kader van het vak Engels. Voor dit handelingsdeel wordt geen cijfer gegeven. Het dient door de leerlingen ‘naar behoren te zijn voldaan’. Het bovenstaande is niet meer dan een korte omschrijving van de gang van zaken in de bovenbouw. Jaarlijks worden het programma en het examenreglement vóór 1 oktober vastgesteld. Aan de leerlingen worden de volgende documenten uitgereikt:
▪Het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA). Dit vermeldt in elk geval:de onderdelen van het examenprogramma die in het schoolexamen worden getoetst; de verdeling van de examenstof over de onderdelen van het schoolexamen; de regels voor de manier waarop het cijfer voor het schoolexamen tot stand komt.
▪Het examenreglement, waarin o.a. de herkansingsregeling is opgenomen.
▪De studiewijzers per vak, waarin een nadere uitwerking van het PTA te vinden is.